Castratie
is een definitieve anticonceptie-methode waarbij de teelballen van de kater, de reu of de rammelaar (het mannetjeskonijn) worden verwijderd. Na de operatie is de reu of de kater nog enkele dagen vruchtbaar omdat er in de prostaat en zaadleiders nog zaadcellen aanwezig kunnen zijn.
Voor de hond bestaat er ook een mogelijkheid tot chemische castratie, deze is minder definitief. Hierbij krijgt het dier een implantaat, welke 6 of 12 maanden werkt (dan is er wel een aantal weken inwerktijd nodig). Indien men kiest voor chemische castratie kan een dier later nog vruchtbaar zijn, als men stopt met het middel. Dit is dus handig indien u in de toekomst nog puppies wil. Chemische castratie wordt ook gebruikt om te bekijken wat het effect is van castratie op het dier met betrekking tot het gedrag van de hond. Het is echter niet helemaal voorspelbaar, aangezien men toch hormonen bijgeeft en deze ook weer bijwerkingen kunnen hebben. Overleg dus goed wat u wil en wat u verwacht.
Bij castratie worden de teelballen verwijderd middels een operatie. Dit kan gewoon aan huis gebeuren, omdat er een injectie voor narcose wordt gegeven. Na de operatie wordt er een injectie toegediend zodat het dier weer wakker wordt.
De voordelen op een rij:
- Uw dier kan niet ongewenst voor nakomelingen zorgen
- Uw dier wordt rustiger qua gedrag (met name het ‘rijden’ en het plassen/ sproeien)
- Uw dier loopt minder snel weg, omdat het minder interesse heeft in het andere geslacht
De nadelen van castratie:
- Aangezien er een narcose nodig is, is er altijd een klein risico dat het dier niet meer wakker wordt.
- Er is een klein risico op urine-incontinentie, dit geldt met name voor grote rassen, en dan ook meer voor honden dan voor katten.
- De meeste gecastreerde honden en katten hebben de neiging om teveel te eten, en dus wat te dik te worden.
- Een castratie is onomkeerbaar.
Voor poezen en teefjes spreekt men over sterilisatie en de informatie daarover vindt u dan ook bij ‘sterilisatie’.